Schadevergoedingen voor agenten met een posttraumatische stressstoornis (PTSS) lopen soms op door nalatige behandeling.
De politie is jaarlijks ruim 10 miljoen euro kwijt aan vergoedingen die zij moet betalen aan medewerkers met een trauma. Dat blijkt uit cijfers die NRC heeft opgevraagd.
Tot 2014 had de politie geen landelijke letselschaderegeling voor agenten met een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Toen de politie dat jaar een landelijk meldpunt hiervoor opende, meldden zich honderden agenten. Eind 2017 zal de politie over een periode van vier jaar 45 miljoen euro hebben uitgekeerd aan agenten met PTSS, zegt een politiewoordvoerder.
Uit de opgevraagde cijfers blijkt dat in sommige gevallen de kosten extra hoog oplopen door nalatige behandeling. De politie noemt dit zelf de „restschadedossiers”. Deze dossiers hebben de politie inmiddels 2,7 miljoen euro gekost. Het ging om veertien getraumatiseerde politieagenten die vergoedingen kregen omdat zij door politiewerk een trauma hadden opgelopen. Ze ontvingen gemiddeld twee ton per persoon omdat ze inkomsten waren misgelopen en onvoldoende nazorg kregen. Ook 28 andere agenten met restschade ontvangen dit jaar nog een vergoeding, zegt de politie. Een honderdtal andere restschadedossiers moet nog beoordeeld worden.
Door de miljoenen euro’s aan restschade loopt de rekening van uitgekeerde vergoedingen aan agenten met PTSS, die toch al fors is, verder op. Dat is volgens emeritus hoogleraar psychiatrie en PTSS-expert Berthold Gersons „een goede zaak, maar er zullen nog vele vergoedingen volgen”.
Sinds 2014 kunnen agenten met PTSS een verzoek „beroepserkenning PTSS” indienen. Met een beroepserkenning op zak maken agenten aanspraak op een schadevergoeding. De hoogte van het uitgekeerde bedrag hangt af van de mate van blijvende invaliditeit. Tussen 2014 en 2016 erkende de politie bij 838 agenten dat het trauma veroorzaakt was door politiewerk. In 2017 dienden 106 agenten de beroepserkenning PTSS in, 93 daarvan moeten nog beoordeeld worden door de commissie, dertien zijn afgewezen.
PTSS is al langer een „hoofdpijndossier” van de politie, erkent Jan de Vis, hoofd veilig en gezond werken bij de politie. Tot eind 2013 geven de 26 eenheden eigen invulling aan het onderwerp. De Vis: „We stonden echt op min vijf”. Hoogleraar Gersons: „Het was een zootje.” Een getraumatiseerde agent: „Het voelde alsof ik met een rolstoel de berg op wilde rijden om mijn beroepserkenning PTSS te krijgen.”
Steun van collega’s
Er is sindsdien veel verbeterd, zegt Jan de Vis. Met „vroegsignalering” hoopt de politie medewerkers voor een trauma te behoeden. Door de opening van het landelijk meldpunt PTSS is er één plek waar agenten met trauma’s terecht kunnen. Ingediende verzoeken worden tegenwoordig „gemiddeld” binnen drie maanden in behandeling genomen, zegt De Vis. En op aanbeveling van hoogleraar Gersons nam de politie een „korpspsycholoog” in dienst. Zij stuurt een team van zes psychologen aan. Gersons: „Sinds 2013 wordt de psychische problematiek bij de politie langzaamaan echt aangepakt.”
Na traumabehandeling keert iets meer dan de helft van de agenten terug op de werkvloer. Volgens Berthold Gersons is het belangrijk dat agenten „geleidelijk aan” herintreden en veel „sociale steun” krijgen van collega’s. Gersons: „PTSS is een waakvlammetje. Het kan zo weer fout gaan.”
Volgens Jan de Vis worden agenten in nauw overleg met de bedrijfsarts en de leidinggevende voorbereid op reïntegratie. Een traumavrij politiekorps is een illusie, zegt hij. Politiewerk is een „risicoberoep”, zegt hij. De Vis: „Waar anderen een stap terug doen, zet de politie een stap vooruit.”
Bron: www.nrc.nl, Martin Kuiper, 10 augustus 2017