Professor Gersons over PTSS: Vooral het onverwachtse hakt erin.

banner_heftigAls je bij de politie gaat werken, is één ding zeker: geen moment is hetzelfde. Confrontaties met leed, gruwelijkheden, dood en agressiviteit zijn aan de orde van de dag. Gemiddeld ontwikkelt 5 tot 7 procent van de politiemensen na heftige incidenten een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Professor Gersons van de AMC politiepoli deed jarenlang onderzoek en behandelde getraumatiseerde agenten. ‘Vooral het onverwachtse hakt erin.’

Het spookt voortdurend door het achterhoofd
Na het meemaken van een traumatische gebeurtenis worden mensen vaak gespannen, bang of verdrietig. De gebeurtenis spookt voortdurend door het achterhoofd en er kunnen lichamelijke klachten ontstaan zoals hyperactiviteit, slapeloosheid, schrikachtig en nachtmerries. Maar waar ligt eigenlijk de grens tussen een heftig incident en een traumatisch incident? Wanneer worden klachten een stoornis? Professor Gersons: ‘Natuurlijk zijn sommige dingen die politiemensen meemaken heel erg. Maar de term traumatisch wordt vaak ten onrechte gebruikt, waardoor problemen soms erger worden gemaakt dan ze zijn. Veel klachten gaan – ook zonder behandeling – vanzelf weer over.’ Incidenten zijn pas traumatisch als meerdere symptomen gedurende langere tijd aanhouden. Dan is pas sprake van een stoornis zoals PTSS.

Als je de dood in de ogen kijkt
Sinds de oprichting van de politiepoli in het AMC ziekenhuis (1995 ) zijn al meer dan duizend politiemensen met een mogelijke PTSS aangemeld en behandeld. Onder hen opvallend veel jonge mensen; in de ogen van professor Gersons een logisch gevolg van het heldhaftige aspect van politiewerk. ‘Spanning en sensatie maakt politiewerk voor veel jonge mensen aantrekkelijker dan een kantoorbaan. Maar eigenlijk weten zij niet precies waarvoor ze kiezen. Iedereen weet namelijk dat hij ooit doodgaat, maar op jonge leeftijd staat dat nog mijlenver van je af. Dat geeft een onterecht gevoel van almachtigheid en het dragen van een uniform draagt daaraan bij. Als je dan toch opeens de dood in de ogen kijkt, besef je pas waarvoor je gekozen hebt. Een heroïsch basisgevoel maakt plaats voor angst. Angst voor eindigheid. Agenten die al wat jaren langer meelopen, denken juist daar allemaal wel tegen te kunnen. Zij gaan vaker opeens door iets kleins onderuit. De bekende druppel die de emmer doet overlopen.’

Wat het meeste voorkomt, is vaak niet het ergste
Gemiddeld ontwikkelt zo’n 5 tot 7 % van de politiemensen PTSS. Bepaalde voorvallen zoals schietpartijen zijn daarbij potentieel heftige incidenten die tot PTSS kunnen leiden. ‘Dat wat het meeste voorkomt is vaak niet het ergste’, zegt Gersons. ‘Het zijn juist de onverwachtse dingen die erin hakken. Bijvoorbeeld een schietincident, gruwelijk verkeersongeval of een familiedrama. Daarop kun je jezelf als agent nooit voorbereiden.’

Het incident en de persoonlijke betekenis
Als die voorbereiding zo belangrijk is, is preventie van PTSS bij politiemensen daarmee onmogelijk? Gersons: ‘Onmogelijk zal ik niet beweren, maar het is wel lastig. PTSS heeft namelijk niet alleen te maken met het incident an sich, maar ook met de betekenis die mensen daaraan geven. De ene agent zal zich levenslang schuldig voelen dat hij iemand heeft doodgeschoten, terwijl de ander daarmee leert leven. Het is te specifiek en persoonsgebonden. Bovendien is voorkomen van heftige incidenten binnen het politiewerk onmogelijk, dat hoort er nu eenmaal bij. Wat wel kan helpen, is zorgen dat mensen zich goed voelen in hun beroep en meer psychologische kennis opbouwen over gevaar.’

Ook mentale weerbaarheid sluit PTSS nooit helemaal uit
Gersons: ‘Vraag tien mensen waar zij waren toen op 11 september 2001 toen twee vliegtuigen in de Twin Towers vlogen en minimaal negen van hen zullen het antwoord weten. Maar de dag daarvoor? Geen idee.’ Het menselijk geheugen is gevoeliger voor gevaar dan voor andere informatie. Daarvoor is de amygdala verantwoordelijk; een deel van de hersenen dat aanslaat op gevaar en dit omzet in actie. Bij politiemensen met PTSS is de amygdala altijd actief en keert niet terug in een veilige, ontspannen modus. ‘Door kennis op te bouwen van psychologie, mentale weerbaarheid en omgaan met emoties, is het eenvoudiger hiermee om te gaan. Maar helaas sluit dit het oplopen van PTSS nooit helemaal uit.’

Tekst: Marlene Rooseman

Over professor Gersons
Prof. dr. Berthold Gersons is emeritus hoogleraar psychiatrie aan het Academisch Medisch Centrum (AMC) van de Universiteit van Amsterdam en senior wetenschappelijk adviseur van de Psychotrauma Expert Groep van Stichting Arq. In 1980 startte hij met Jelle Kuiper het eerste zelfhulpteam bij de Amsterdamse politie. Vervolgens ontwikkelde hij de Beknopte Eclectische Psychotherapie voor PTSS (BEPP) en richtte hij bij het AMC de landelijke politiepoli op, dat was in 1996. Hij was als adviseur betrokken bij de nasleep van grote rampen in Nederland, maakte een blauwdruk voor de militaire psychiatrie in 2005 en voor de nationale politie in 2013. Teven is hij adviseur van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb). Hij maakte deel uit van de redactie van het Journal of Traumatic Stress, van het bestuur van de International Society for Traumatic Stress Studies en van de European Society for Traumatic Stress Studies, waarvan hij van 2005 tot 2007 president was. Van 2006 tot 2009 was hij voorzitter van de Nederlandstalige Vereniging voor Psychotrauma. In 2007 werd hij benoemd tot officier in de Orde van Oranje-Nassau. Hij geeft in binnen- en buitenland trainingen in BEPP en behandelt zelf patiënten met PTSS. Hij heeft zo’n 250 Nederlandse en internationale publicaties op zijn naam staan.

 

Bron: http://www.corpolitie.nl/nieuws/2015/verhalen/professor-gersons.html?sid=e7d4e8dd-8779-4b78-a1de-cb9f1a07eda7#