Onderzoek posttraumatische stressstoornis door Suzanne Snellen Dayenne Doensen Michelle Lamers Romy van den Oever

Onderzoek posttraumatische stressstoornis

 my worst enemy is my memory

SPH230 – De SPH’er in de Maatschappij
Studiejaar 2015-2016
Onderwijsjaar 2 periode 3

Docent: S. M.

Avans Hogeschool
Academie voor Sociale Studies
’s-Hertogenbosch

2LY3

Suzanne Snellen
Dayenne Doensen
Michelle Lamers
Romy van den Oever

Inhoudsopgave

Inleiding…………………………………………………………………………………………………………………………………..  3
Samenvatting………………………………………………………………………………………………………………………..   4
Probleemstelling- en doelstelling……………………………………………………………………………………………   4
Resultaten en belangrijke conclusies……………………………………………………………………………………….   4
Onderzoeksrapport……………………………………………………………………………………………………………..   4
Aanleiding……………………………………………………………………………………………………………………………..   4
Beroepsrelevantie…………………………………………………………………………………………………………………….   5
Maatschappelijke relevantie……………………………………………………………………………………………………..   5
Probleemanalyse……………………………………………………………………………………………………………………   5
Wat is een posttraumatische stressstoornis (PTSS)?…………………………………………………………………   5
Microniveau……………………………………………………………………………………………………………………………….   6
Mesoniveau………………………………………………………………………………………………………………………………..   7
Macroniveau……………………………………………………………………………………………………………………………..    7
Geschiedenis van de posttraumatische stressstoornis………………………………………………………………    7
Cijfers………………………………………………………………………………………………………………………………………..    8
Aanpak………………………………………………………………………………………………………………………………………  8
Onderzoeksvraag………………………………………………………………………………………………………………………..   8
Verantwoording………………………………………………………………………………………………………………………….   8
Deelvragen………………………………………………………………………………………………………………………………….   8
Doelstelling…………………………………………………………………………………………………………………………………   8
Begripsafbakening………………………………………………………………………………………………………………………   8
Onderzoeksontwerp……………………………………………………………………………………………………………….   9
Methodische kant…………………………………………………………………………………………………………………………  9
Onderzoeksdomein……………………………………………………………………………………………………………………… 10
Ethische kant & praktische kant………………………………………………………………………………………………….. 10
Verantwoording bronnen………………………………………………………………………………………………………. 11
Onderzoeksrapport…………………………………………………………………………………………………………………. 11
Meetinstrument……………………………………………………………………………………………………………………….. 11
Wat onderscheid PTSS door oorlogsgeweld van andere vormen van PTSS?……………… 12
Wat is de impact van PTSS op het alledaagse leven volgens de omgeving?………………… 13
Wat zijn de gevolgen van een posttraumatische stress stoornis bij een militair?……… 14
Wat zijn de behandel- en begeleidingsmogelijkheden?………………………………………………….. 15
Conclusie…………………………………………………………………………………………………………………………………..  16
Discussie……………………………………………………………………………………………………………………………………. 16
Aanbeveling………………………………………………………………………………………………………………………………. 17
Literatuurlijst…………………………………………………………………………………………………………………………… 19

Inleiding
‘Waarmee kan ik je helpen?’. Ik zit in de spreekkamer van de huisarts. Het gaat niet goed met me. Ik vertel hem dat ik al een paar jaar niet meer slaap, dat ik hooguit 2 a 3 uurtjes per nacht haal en dat ik in die paar uur zeker twee keer van shirt moet wisselen, omdat ze drijfnat zijn van het zweet. Ik vertel hem over mijn dromen. Ze gaan over een kindertehuis waar ik geweest ben, over een klein meisje dat ik daar ontmoet heb. Ik wil het er niet over hebben. Ik wil naar huis, heb knallende koppijn. Ik ben moe, heb gewoon wat rust nodig en ik wil slapen. Ik voel me leeg’. (Janssen, 2011). Raoul Janssen is in 1993 op uitzending geweest in voormalig Joegoslavië. Wanneer hij terugkomt, merkt zijn vrouw dat hij zich anders gedraagt. Jarenlang loopt hij met klachten rond, die zijn hele leven beïnvloeden. Pas 15 jaar later zoekt hij hulp, omdat zijn vrouw erop staat. Nu pas weet hij dat hij lijdt aan een post traumatische stress stoornis. Wij als groep zijn geraakt en geboeid door dit verhaal. Dit heeft ervoor gezorgd dat wij meer willen weten over op welke manier PTSS het leven van iemand beïnvloedt.

Middels dit onderzoek willen we inzoomen op een persoonlijke ervaring; de belevingswereld van een ex-militair met PTSS. Vanuit hier kijken we ook naar de omgeving en de bekendheid van PTSS. Dit is dan ook het doel van ons onderzoek.

In dit onderzoek gaan we op een aantal verschillende aspecten in. In de samenvatting bespreken we kort de probleem- en doelstelling en de resultaten en belangrijke conclusies. Vervolgens bespreken we aanleiding de maatschappelijke- en beroepsrelevatie. In de probleemanalyse gaan we dieper in op het onderwerp PTSS, we bekijken het onderwerp dan ook op micro-, meso- en macroniveau. We tippen nog even kort de geschiedenis en cijfers aan. In het hoofdstuk aanpak gaan we in op de onderzoeksvraag en de deelvragen.

In de begripsafbakening lichten we kort enkele begrippen toe, dit van belang zijn bij dit onderzoek. Bij het onderzoeksontwerp lichten we toe op wat voor manier we het onderzoek hebben uitgevoerd en waar we rekening mee hebben gehouden. Bij de ethische- en praktische kant, gaan we in op welke ethische kanten vastzitten aan het uitvoeren van het onderzoek. Vervolgens gaan we dieper in op de uitwerking van onze geformuleerde deelvragen. Bij de conclusie, blikken we terug op onze onderzoeksvraag en op het antwoord hierop. Middels de discussie gaan we in op de resultaten die uit ons onderzoek zijn verkregen en lichten we verschillende standpunten toe. Ten slotte bespreken we kort de aanbevelingen.

 

Samenvatting
Probleemstelling- en doelstelling
Door het persoonlijke verhaal van Raoul Janssen, zijn wij als onderzoeksgroep nieuwsgierig geraakt naar het beloop van een posttraumatische stressstoornis bij een militair naar aanleiding van oorlogsgeweld. Middels dit onderzoek zoomen we in op zijn persoonlijke ervaring; de belevingswereld van een ex-militair met PTSS. Vanuit hier hebben we gekeken naar de omgeving en de bekendheid van PTSS.
Resultaten en belangrijke conclusies
Naar aanleiding van deze doelstelling hebben we vier deelvragen geformuleerd, waarbij we naar verschillende aspecten hebben gekeken: wat PTSS naar aanleiding van oorlogsgeweld onderscheid van andere oorzaken, de impact op het alledaagse leven volgens de omgeving, de gevolgen voor de militair zelf en behandel- en begeleidingsmogelijkheden.
Uit deze deelvragen is onder andere gebleken dat PTSS, bij alle vormen, een grote impact heeft op zowel het leven van het slachtoffer als de omgeving. Bij het slachtoffer treden fysieke en mentale gevolgen op. Het zelfbeeld wordt aangetast. Bij de omgeving zijn de gevolgen terug te zien binnen het gezin, relaties lijden eronder. Ook sociale contacten worden op de proef gesteld. Uit de enquête is gebleken dat er een duidelijk beeld bestaat van de impact die PTSS met zich meebrengt. Niet alleen het slachtoffer, maar ook de omgeving ondervindt problemen. Deze worden omschreven als: stemmingswisselingen, moeite met emoties tonen, ontwijkend gedrag vertonen en uitgeput zijn. De gevolgen en gedachten zijn te behandelen met EMDR, farmacotherapie en cognitieve gedragstherapie. Bij deze behandelingen worden deze herinneringen opnieuw opgeroepen en stap voor stap verwerkt. Het gaat hierbij om gedachten en gevoelens en wat voor gedrag dit bij iemand oproept. Op deze manier kan de traumatische gebeurtenis op een goede manier in het geheugen worden opgeslagen. Er wordt vaak een combinatie van deze vormen van behandeling gebruikt.
Met dit onderzoek hebben we onze vraag kunnen beantwoorden. De belevingswereld van mensen met PTSS is veranderd. Ze ondervinden iedere dag moeilijkheden met het functioneren, zowel mentaal als fysiek. Ook de omgeving heeft hier mee van doen. Zoals Janssen (2013) beschrijft in zijn boek, speelt schaamte en boosheid een grote rol. Het afzetten en het tonen van woede is iets waardoor het moeilijk maakt om door te dringen tot en persoon met PTSS.
Onderzoeksrapport
Aanleiding
Het meemaken van een ingrijpende gebeurtenis kan leiden tot een traumatische ervaring. Soms is angst het gevolg van een traumatische ervaring. Meestal gaat het om een onverwachte gebeurtenis waar men zich niet op heeft kunnen voorbereiden. Deze traumatische ervaring kan zich gaan uiten in een stoornis die klinisch significant lijden of beperkingen in het beroepsmatig en/of sociaal functioneren veroorzaken. Wanneer dit het geval is wordt er gesproken van een posttraumatische stress stoornis (CBl12). Hoewel de kennis over PTSS en de gevolgen ervan erg is gegroeid in de afgelopen jaren, is de kennis over het proces van persoonlijk herstel beperkt (Heinen & Brilhuis, 2014). Het wordt steeds belangrijker dat de ervaring van de cliënt centraal staat, omdat er zo op een goede manier behandeld kan worden. Iedereen moet de kans krijgen om binnen zijn of haar herstel ruimte te krijgen voor eigen ervaringen, verlangens en het bewust worden van de eigen positie. (Nijnens, Hendriksen-Favier, & Rooijen, 2012). Ons onderzoek over PTSS richt zich op militairen met PTSS. Wij zijn benieuwd op welke manier dit hun leven heeft veranderd, hoe de omgeving hiermee om gaat, hoe zij behandelingen hebben ervaren en hoe het leven er nu uit ziet. Dit alles is een drijfveer voor ons om kritisch te gaan kijken naar behandelingen en begeleiding. Hierbij kunnen de vragen worden gesteld: is dit effectief? Is er een manier dat mensen met PTSS nog beter geholpen kunnen worden?
Om te kunnen onderzoeken wat PTTS met iemand doet en hoe dit zijn of haar leven beïnvloed, is het belangrijk dat er gekeken wordt naar de ervaringen maar ook naar de ervaringen van de behandeling die de betrokkene heeft ondergaan. Volgens onderzoek van Databank Effectieve sociale interventies is herstel een intens persoonlijk, uniek proces van verandering in iemands houding, waarden gevoelens, doelen, vaardigheden en/of rollen. Het is een manier van leven (Droës, Wel, & Korevaar, 2010). Hiernaast is het relevant om te weten wat de maatschappelijke gevolgen zijn voor de betrokkene. Dit betreft zijn omgeving, beroepenveld en relaties. Wanneer we deze onderwerpen in kaart hebben gebracht kunnen we ook naar de manieren van behandelen kijken en wat we daar aan kunnen bijdragen zodat dit effectiever wordt.
Dit onderzoek is opgezet om het leven met PTSS beter te begrijpen door te kijken naar het persoonlijke verhaal van cliënten en naar de omgeving. Uit de ervaringen van de cliënt hopen we inzichten te vergaren over de beleving en de gevolgen van PTSS. Het gaat hierbij om persoonlijke ervaringen, maar ook ervaringen vanuit de omgeving. Aansluitend brengen we in kaart welke behandelingen er hebben plaats gevonden en wat hier het effect van is geweest. We hopen hiermee toekomstige sociaal werkers handvatten te kunnen bieden om het begeleiden en behandelen van mensen met PTSS door oorlogsgeweld te verbeteren.

Beroepsrelevantie
De tijd dat de patiënt vooral geacht werd te doen wat het woord zelf zegt: dulden en lijden, is voorbij. De Nederlandse cliënt wil meer keuzevrijheid en keuzemogelijkheden hebben dan waarover hij nu beschikt. Als cliënten meer keuzemogelijkheden hebben blijken ze die ook meer te waarderen. Hulpverleners willen weten wat de cliënt wil, omdat het er toe doet (Wats, 2003). Het is belangrijk dat er duidelijk is wat voor de cliënt fijn is. Welke behandeling was het meest prettig? Met welke behandeling had de cliënt het herstel waar hij op had gehoopt, of wat bij zijn zorgvraag pasten? Dit kan alleen duidelijk worden voor hulpverleners, door te evalueren met cliënten. Evalueren is niet alleen feiten op een rijtje zeten. Het gaat erom dat de feiten, in dit geval gebeurtenissen, worden geanalyseerd en dat er conclusies aan worden verbonden waarvan de hulpverlener kan leren. Hierbij wordt ook het medeleven vergroot. Hoe kan ik het de volgende keer beter aanpakken? Welke behandeling kan ik het beste uitvoeren bij een ervaring met een sterfgeval? Op deze manier zal de beroepskracht leren hoe iets de volgende keer beter aangepakt kan worden. Door daar de cliënten bij te betrekken kan het leren effectiever plaatsvinden en kan de kwaliteit van behandelingen groeien (Egas, 2005).

Maatschappelijke relevantie
Inmiddels lijkt er overeenstemming in Nederland te bestaan over het belang om de maatschappelijke impact van de volksgezondheid zichtbaar te maken. Dit wordt met name veroorzaakt door de behoefte om de gevolgen van ziekte en behandelingen buiten de wetenschap, in de maatschappij, zichtbaar te maken (Honingh & Joling, 2009). Het is van belang dat mensen geïnformeerd worden over PTSS. Wat houdt het in? Hoe kun je het krijgen? Hoe ziet de belevingswereld van cliënten eruit? Het is belangrijk dat betrokkene en omgeving weten wat de verschijnselen en het voorkomen van de stoornis inhoudt en wat ze dan kunnen verwachten van de ziekte PTSS (CBl12). Dit alles is genomen op micro- en mesoniveau.
Mensen met PTSS ondergaan significant lijden. Ze ervaren hierdoor lichamelijke en/of psychische klachten. Dit beperkt hun op diverse gebieden in hun leven, zoals in studie, werk, relatie en gezin. Dit plaatje kost de overheid ook geld. Mensen met PTSS kunnen niet werken waardoor er een uitkering wordt gegeven en de werkgever moet extra geld betalen omdat zijn werknemer ziek is. Wanneer mensen met PTSS dus niet de goede behandeling krijgen wil dit zeggen dat deze groep groeit en dus meer geld kosten. Hierdoor zullen op lange termijn de zorgpremie’s omhoog gaan en het aantal werkelozen stijgen (mentaal beter, z.d.). Dit beeld is gericht op macroniveau.
Probleemanalyse
Nadat wij hebben vastgesteld wat de aanleiding is voor ons praktijkonderzoek en een keuze hebben gemaakt voor het praktijkprobleem waar wij ons als groep op gaan richten, zullen wij nu verder gaan met de analyse (Van der Donk & van Lanen, 2015). De analyse gaat dieper in op de onderzoeksvraag, deze luidt als volgt: Hoe is de belevingswereld van militairen met PTSS veroorzaakt door oorlogsgeweld, ten aanzien van zichzelf en hun omgeving?

Wat is een posttraumatische stressstoornis (PTSS)?
Al jarenlang maken sommige mensen een traumatische ervaring mee. Hierbij kun je denken aan een auto-ongeluk, het zien overlijden van iemand of seksueel misbruik. Zodra iemand zo’n gebeurtenis meemaakt, kan dat voor deze persoon als dermate heftig worden ervaren, dat zij niet meer goed kunnen functioneren in het dagelijks leven (Psychiatrie voor SPH, 2012). Deze persoon heeft dan zeer waarschijnlijk PTSS ontwikkeld: een posttraumatische stressstoornis. Wat vaak kenmerkend is aan PTSS, is dat iemand dit ontwikkelt als zij een levensbedreigende situatie meemaken. Er kan sprake zijn van intense angst of hulpeloosheid bij deze persoon (Trimbos Instituut, 2010). Niet elke gebeurtenis wordt door iedereen als traumatisch ervaren, dit verschild per persoon. Om deze reden krijgt ook niet iedereen na dezelfde gebeurtenis PTSS.

De doelgroep waar wij ons op richten zijn (ex)-militairen met PTSS en hun omgeving. In Nederland ontwikkelt ongeveer 5% van de (ex)-militairen PTSS. Dit blijkt uit cijfers van de Geestelijke Verzorging Militairen (2013). Vaak is het zo dat als militairen het gevoel hebben dat er iets mis is met hen, ze dit niet willen toegeven. Ze zijn tenslotte (vaak) een man en in hun werk wordt er van hen verwacht dat ze alles aankunnen (KRO, 2013). Schaamte speelt hier een erg grote rol bij.
De posttraumatische stressstoornis (PTSS) is relatief kortgeleden pas erkend als een ziektebeeld.
Het staat namelijk pas sinds 1980 beschreven in de DSM-classificatie. Dit was vlak na de Vietnamoorlog, die eindigde in 1975 (Vietnam Online, z.d.). De DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) is een boek waarin alle bestaande en erkende ziektebeelden staan beschreven (van de Wiel, 2014). Na de Vietnamoorlog bleek dat veel veteranen last hadden van een x aantal symptomen, die grotendeels met elkaar overeen kwamen. Zo moet je bijvoorbeeld denken aan in extreme mate herbeleven van bepaalde gebeurtenissen, waardoor zij niet meer normaal konden functioneren in het dagelijks leven. Natuurlijk heeft niet elke veteraan hier last van gehad. Toch ontwikkelt 10 tot 15% van de mensen die een traumatische gebeurtenis meemaken, PTSS (Psychiatrie voor SPH, 2012). Dit is relatief veel. Vooral als je bedenkt wat deze mensen hebben meegemaakt, wat ze verliezen en hoe hun leven compleet veranderd. Ze zijn getekend voor het leven en moeten hiermee leren omgaan.

Er kan een indelingscriteria worden gehanteerd voor PTSS, deze is opgesteld om traumatische gebeurtenissen in te delen. De groep veteranen kan worden ingedeeld bij Traumatype I en Traumatype II. Dit hangt namelijk af van de duur op het gebied van blootstelling aan een traumatische gebeurtenis. Type I verwijst naar een eenmalige overweldigende gebeurtenis, type II betreft een langere tijdsperiode (maanden of jaren) in context van terreur of onderwerping, waartegen geen afweer mogelijk is. Niet iedereen ontwikkelt PTSS na het meemaken van een ingrijpende (traumatische) gebeurtenis. Het gaat om ongeveer 5 tot 10%, verder neemt de prevalentie toe bij toename van de ernst van de gebeurtenis (Oortwijn, 2012).

Natuurlijk zijn er in de loop van de jaren een hoop verschillende behandelingen ontwikkeld voor mensen met PTSS. Zo is er onder andere farmacotherapie, cognitieve gedragstherapie en Eye Movement Desensitization Reprocessing (EMDR). Farmacotherapie maakt gebruik van medicatie, cognitieve gedragstherapie richt zich vooral op een langdurige confrontatie met het trauma en EMDR kan op verschillende manieren uitgevoerd worden. Bijvoorbeeld met licht en/of geluid (Psychiatrie voor SPH, 2012). Bij de behandeling van PTSS kan het zo zijn dat hulpverleners zich niet op één therapievorm richten maar op meerdere. Dit wil niet zeggen dat alle therapievormen werken bij een cliënt; de behandelingen kunnen namelijk erg zwaar zijn. Maar wat betekenen de behandelingen en PTSS nou voor een (ex)-militair? Wat verandert er voor deze persoon in zijn/haar leven en hoe kijken zij tegen PTSS aan? Dit zijn vragen die je niet feitelijk uit een onderzoek kunt halen omdat dit voor elke (ex)-militair met PTSS anders kan zijn. Wel kan het zo zijn dat lotgenoten iets hebben aan het verhaal van zo iemand. Heeft zo’n persoon bepaalde handvatten die ik kan overnemen? Of waardoor heeft deze persoon de PTSS kunnen overwinnen? Doordat hierover weinig bekend is, willen wij hier onderzoek naar doen, om op deze manier ook andere (ex)-militairen met PTSS te kunnen helpen. Daarnaast is een andere belangrijke vraag: hoe kijkt de omgeving tegen PTSS aan? Weet de omgeving wel wat PTSS nou eigenlijk is en wat het met een (ex)-militair doet? Dit zijn vragen waar weinig antwoorden op te vinden zijn. Het is wel erg belangrijk om hierbij stil te staan en uit te zoeken welke (voor)oordelen mensen over (ex)-militairen met PTSS hebben. Zodra we dit weten kunnen we hen helpen om hun beeld hiervan aan te passen en andere stigma’s voorkomen. Om bovengenoemde redenen gaan wij antwoorden zoeken naar deze vragen in ons onderzoek.

Microniveau
Zoals gezegd is een posttraumatische stressstoornis iets wat nog steeds erg veel voorkomt in Nederland. Op microniveau is dit voor militairen zelf een groot probleem. Na de uitzending waar het trauma is opgedaan, hebben zij vaak veel last van het herbeleven van de traumatische gebeurtenis (van de Wiel, 2014). Dit kan hen niet alleen in hun dagelijks leven belemmeren maar ook tijdens een eventuele uitzending hierna. De herbelevingen komen plots op, en de (ex)-militair voelt het vaak niet aankomen of kan het niet tegenhouden. Zodra de herbeleving opkomt, wordt dit meteen als vervelend en onaangenaam ervaren. Het brengt ze terug naar de plek waar het trauma is opgedaan en ze ervaren tijdens deze herbeleving veel stress en angst (van de Wiel, 2014). Zoiets is pas te begrijpen als je het zelf hebt meegemaakt. Doordat deze herbelevingen plots kunnen opkomen en dus geen verschil maken tussen dag en nacht, kan het ervoor zorgen dat het slaapritme van de (ex)-militair ernstig wordt verstoord. Dit kan op den duur weer zorgen voor een verhoogde prikkelbaarheid bij de persoon met PTSS (van de Wiel, 2014). Al deze factoren kunnen fikse uitwerking hebben op het leven van de (ex)-militair. Denk bijvoorbeeld aan wat voor schade het kan aanrichten bij sociale relaties, eventuele partner en kinderen en andere familieleden.

Mesoniveau
Op het mesoniveau speelt het probleem zich voornamelijk af bij familie en omgeving. Ten eerste kun je hierbij denken aan partner en kinderen. Ten tweede krijgen broers, zussen en ouders vaak ook een groot deel mee van het ziektebeeld van de persoon met PTSS. Op de derde plaats kun je denken aan verdere familie en vrienden maar ook zeker de verdere omgeving. Door alle bovengenoemde symptomen van de (ex)-militair (als het er niet meer zijn) wordt een posttraumatische stressstoornis voor partner en kinderen vaak erg belastend. Het is zwaar om hiermee om te gaan, omdat je iemand zo erg kan zien veranderen (KRO, 2013). Tegelijkertijd heeft familie geen beeld bij wat er met iemand aan de hand is, omdat ze het zelf niet hebben meegemaakt. Hierbij kun je je ook bedenken of familie in eerste instantie weet wat PTSS inhoudt, zodra ze de diagnose horen.

Macroniveau
Het probleem speelt zich ook af bij de omgeving. Zo is al genoemd dat PTSS pas sinds relatief kort in de DSM-V staat (Vietnam Online, z.d.). Weten de meeste mensen dan wel wat dit is, en wanneer dit het geval is, hoe kijken zij hier tegenaan? Het is de bedoeling om mensen meer bewust te maken van wat PTSS is en wat de ernst hiervan kan zijn. Als een buitenstaander een beeld heeft van een persoon met PTSS, dat niet helemaal klopt, dan kan het zo zijn dat dit tot problemen kan leiden voor de (ex)-militair met PTSS. Denk bijvoorbeeld aan het krijgen van een onwaardige behandeling, het missen van kansen en een gestigmatiseerd beeld (Smit & ten Hage, 2014).

Verder is het bekend dat veteranen niet snel aan de bel trekken wanneer zij met ernstige klachten rondlopen. Zij blijven vaak jaren tobben, met alle gevolgen van dien. Sinds 1997 zijn ongeveer 70.000 militairen op missie gegaan. Na terugkomst heeft één op de vijf, last van aanpassingsstoornissen, zoals prikkelbaarheid, vermoeidheid, weinig energie en soms wat lichamelijke klachten. Dit alles kan zorgen voor onbegrip vanuit de omgeving. Bij defensie wordt er voor, tijdens en na de uitzending aandacht besteed aan de militair, zowel lichamelijk als geestelijk. Per jaar zijn er ongeveer 700 militairen die zich melden met klachten. Waar veteranen vooral tegen aanlopen is het feit dat zij op missie in een hele andere omgeving leven dan waar zij vandaan komen. Ze hebben te maken met geweld, oorlog, een andere cultuur en moeten zich aanpassen. Zij gaan op missie met een doel voor ogen: in het volste vertrouwen tegen alles bestand te zijn. Ze worden uitgezonden voor een goede taak en worden gesteund door volk en vaderland. Eenmaal terug in de maatschappij kunnen zij zich onbegrepen en vervreemd voelen (Unck, 2008)

Geschiedenis van de posttraumatische stressstoornis
Hoewel PTSS pas relatief kort in de DSM staat verwerkt als ziektebeeld, stond er hiervoor ook al iets over PTSS in de DSM. De posttraumatische stressstoornis staat in de DSM niet langer onder angststoornissen verwerkt. Tegenwoordig is dit herzien en valt PTSS nu onder Trauma- en stress gerelateerde stoornissen (Friedman, z.d.).
De posttraumatische stressstoornis heeft een historische ontwikkeling doorgemaakt. Er was namelijk een punt waarop mensen deze stoornis ook echt als stoornis gingen zien. Hier worden een aantal belangrijke gebeurtenissen benoemd waardoor PTSS in 1980 meer aan het licht kwam.
Een aantal jaren vóór 1980 was Amerika in oorlog. Deze oorlog met Vietnam had Amerika verloren. Tijdens deze oorlog hebben zich nog weinig grote problemen voorgedaan. In Vietnam werd weinig gevochten maar toch keerde een groot aantal soldaten verward terug naar huis. Zij hadden moeite om de draad thuis weer op te pakken (Withuis, 2010). Als je hier nu op terug kijkt, zijn dit waarschijnlijk symptomen van PTSS geweest voordat het bekender werd. Een tijdje hierna, rond 1970, merkten psychiaters een soort verband op tussen gewelddaden van ex-militairen. Al snel koppelden zij dit voor zichzelf aan hun verleden als militair in oorlogsgebied. Hierna gingen zij naar rechtbanken om te getuigen over het ‘Post Vietnam Syndrome’. Dit was het punt dat PTSS steeds bekender werd (Withuis, 2010).
Daarnaast wordt het feminisme ook gekenmerkt als een belangrijke gebeurtenis voor het bekender worden van PTSS. Zo bleek dat meer vrouwen mishandeling, verkrachting en incest hadden meegemaakt dan in eerste instantie het vermoeden was. Vaak werden deze vrouwen in ‘gekkenhuizen’ geplaatst terwijl niemand ooit heeft gevraagd of zij deze gebeurtenis(sen) daadwerkelijk hebben meegemaakt (Withuis, 2010).

Ten slotte kan er een derde gebeurtenis worden aangehaald, die veel invloed heeft gehad. Rond 1970 werd er een ontdekking gedaan in de VS en in West-Europa. Veel mensen, zowel ex-militairen als mensen die de Tweede Wereldoorlog hadden overleefd, kampte met de zogenoemde ‘late gevolgen’ van de Tweede Wereldoorlog (Withuis, 2010). Nader bekeken is dat ook niet raar, aangezien wat er allemaal is gebeurd in deze tijd. Veel van deze mensen hadden ongeveer dezelfde klachten. Dit werd het KZ- of postconcentratiekampsyndroom genoemd (Withuis, 2010). Deze gebeurtenis, wordt getypeerd als de laatste in het rijtje, waardoor PTSS meer bekendheid kreeg.

Cijfers
Rodriguez BF ea (2004) heeft gedurende 4 jaar, een onderzoek gedaan naar het aantal mensen die hulp zochten bij een huisarts en gediagnosticeerd werden met PTSS. Van de 539 patiënten met een angststoornis, werden er 197 gediagnosticeerd met PTSS. Hiervan kreeg 48% van de mensen met PTSS geen behandeling, terwijl dit eigenlijk wel nodig was, gezien de klachten. Een kleine 8% van de mensen kreeg psychotherapie, terwijl de rest naar huis werd gestuurd met medicatie of een combinatie van medicatie met psychotherapie werd aangeboden.

Aanpak
We gaan de praktijkervaringen van Raoul Janssen, een ex-militair met PTSS, koppelen aan de theoretische kennis die wij als onderzoeksteam hebben. Vanuit verschillende perspectieven gaan we onderzoeken hoe mensen militairen met PTSS zien. Hierbij gaat het om perspectieven van omgeving (= buitenstaanders) en om perspectieven van ervaringsdeskundige.
Hieronder worden doelstelling, subdoelen, onderzoeksvraag, deelvragen, verantwoording en begripsafbakening uitgelegd.

Onderzoeksvraag
Hoe is de belevingswereld van militairen met PTSS veroorzaakt door oorlogsgeweld, ten aanzien van zichzelf en hun omgeving?

Verantwoording
Wij hebben gekozen voor deze onderzoeksvraag, omdat we uit gesprekken en interviews met ervaringsdeskundige hebben kunnen opmaken dat er weinig begrip of aandacht is voor PTSS. Mensen in hun omgeving kunnen zich moeilijk inleven in de situatie en vinden het moeilijk om dit te begrijpen. Daarom zijn wij benieuwd naar de belevingswereld van de cliënt en wat er mogelijk zou kunnen of moeten veranderen.
Deelvragen
– Wat onderscheid PTSS door oorlogsgeweld van andere vormen van PTSS?
– Wat is de impact van PTSS op het alledaagse leven volgens de omgeving?
– Wat zijn de gevolgen voor een militair met PTSS?
– Wat zijn de behandel- en begeleidingsmogelijkheden?

Doelstelling
Middels dit onderzoek willen we inzoomen op een persoonlijke ervaring van een ex-militair met PTSS, vanuit hier kijken we ook naar de omgeving en de bekendheid van PTSS.

Begripsafbakening
Oorlogsgeweld
Oorlogsgeweld is een vorm van geweld die wordt gebruikt wanneer volkeren of staten in strijd zijn. Met ons onderzoek wordt gekeken naar (ex)-militairen die dit hebben meegemaakt en PTSS hebben gekregen door situaties en ervaringen die tijdens de oorlog hebben plaatsgevonden. Oorlogsgeweld is niet alleen fysiek, maar ook mentaal (je bent geweldig, 2012).

Handvatten
Onder handvatten verstaan wij extra tips, methodes of mogelijkheden om iemand met PTSS op een goede manier te kunnen begeleiden. Gezien vanuit de ervaringen van iemand met PTSS. Door handvatten te bieden is het mogelijk om de zorg en behandeling op een andere manier te bieden of te organiseren (Zon mw, 2013).

Behandeling
Er zijn al verschillende mogelijkheden voor de behandeling van PTSS. Vaak wordt hier gekeken naar wat de persoon zelf wil. Behandelingen worden echter uitgevoerd door psychologen (psychische gezondheid, 2015). Wij gaan onderzoeken wat een SPH’er kan betekenen voor iemand met PTSS en welke nieuwe mogelijkheden er zijn, gezien vanuit de ervaringen en gevolgen van een (ex)-militair met PTSS.

Posttraumatische stressstoornis (PTSS)
Een posttraumatische stressstoornis kun je krijgen doordat je een traumatische gebeurtenis meemaakt, die door deze persoon als zo heftig wordt ervaren dat hij niet meer goed kan functioneren in het dagelijks leven (Psychiatrie voor SPH, 2012). Wat erg kenmerkend is aan PTSS is dat iemand dit gaat ontwikkelen als hij een levensbedreigende situatie meemaakt. Er is dan sprake van intenste angst en/of hulpeloosheid (Trimbos Instituut, 2010).
Onderzoeksontwerp
Methodische kant
Om de centrale vraag te beantwoorden wordt er gebruik gemaakt van kwalitatief onderzoek. Het kwalitatief onderzoek is gericht op de perspectieven van de belevingservaringen, ervaringen en meningen van een persoon met PTSS, de omgeving (=buitenstaanders) en een beroepskracht die werkt met mensen met PTSS. Bij kwalitatief onderzoek wordt een methode toegepast waarbij de onderzoekers in het ‘veld’ het onderzoek ten uitvoer gaan brengen (Verhoeven, 2011).

Het onderzoek neemt de vorm aan van een beschrijvend vraagtype. Met een beschrijvend vraagtype wordt het thema: PTSS, bekeken vanuit meerde perspectieven. Dit betekent dat er onder andere wordt weergegeven wat de ervaringen en meningen zijn van de betrokken populatie (Verhoeven, 2011). Het beschrijvend vraagtype sluit aan bij ons onderzoek omdat de centrale vraag zoekt naar de belevingswereld van militairen met PTSS veroorzaakt door oorlogsgeweld, ten aanzien van zichzelf en hun omgeving.

Bij dit onderzoek is er gekozen voor het ongestructureerde interview. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om diep in te gaan op de informatie die toegespitst is op PTSS door oorlogsgeweld. Hiernaast biedt het ongestructureerde interview de kans om dieper in te gaan op het onderwerp en zo meer over de mening en belevingen van de respondent te komen. De rode draad van het interview blijft dezelfde, maar de eigen inbreng van de respondent is hier maximaal. Een andere reden voor het ongestructureerde interview is het verkrijgen van veel en uitgebreide kennis van een kleine populatie. De rol van de onderzoekers is inspelen op de situatie en het gesprek bij de rode draad houden, dit voorkomt afdwalingen van het onderwerp. Het meetinstrument is een topiclist met gestructureerde vragenlijst die de onderzoeksgroep zelf zal opstellen. Het interview wordt opgenomen met een geluidsrecorder om de betrouwbaarheid van het interview te vergroten. Ook wordt er meegeschreven tijdens het interview. Om de veiligheid van de respondenten te waarborgen, worden er voor het interview duidelijke privacy regels afgesproken tussen de respondent en de onderzoeksgroep. Hiernaast is er gekozen voor een survey onderzoek onder de populatie: omgeving (=buitenstaanders). Deze keuze is gemaakt omdat een survey onderzoek meningen, opinies, houdingen en kennis bij grote groepen mensen meet. Het is een gestructureerde dataverzamelingsmethode waarbij de vraagstelling tevoren vaststaat. De onderzoeksgroep zal deze vragenlijst zelf opstellen. Het voordeel hiervan is dat je een grote groep bereikt. Het nadeel voor de betrouwbaarheid van ons onderzoek is dat je met het surveyonderzoek niet kunt achterhalen ‘waarom’ een respondent een bepaald antwoord geeft. Ook zal er een literatuuronderzoek plaatsvinden omdat de deelvragen voor dit doel zijn opgesteld. Verder zal er literatuur gebruikt worden om de vraag- en topiclijsten te kunnen formuleren. Bij dit onderzoek wordt er dus gebruik gemaakt van methodische triangulatie, er wordt gebruik gemaakt van verschillende dataverzamelingsmethoden (Verhoeven, 2011).

Om de betrouwbaarheid van de bronnen te waarborgen wordt er gebruik gemaakt van data uit verschillende bronnen. Dit betekent dat de data uit boeken, websites, databaken, interview en enquêtes wordt gehaald. Door het gebruik van verschillende data is het mogelijk vanuit meerdere perspectieven te kijken naar het onderzoek. Zo wordt er gekeken naar de gevolgen voor een militair met PTSS, naar de mening, gedachten en beleving van de omgeving. Dit zal aangevuld worden met literatuur. Door het samenvoegen van verschillende perspectieven is het mogelijk om een breed beeld te schetsen.

Onderzoeksdomein
Populatie
Onder een populatie verstaan we alle ‘eenheden’ waarover uitspraken gedaan worden in het onderzoek. Zij zijn het domein waarbinnen het onderzoek zich afspeelt (Verhoeven, 2011). De populatie voor het onderzoek is gericht op een persoon met PTSS en de omgeving (=buitenstaanders). De reden voor deze populatie is dat we op deze manier PTSS kunnen bekijken vanuit verschillende perspectieven. De keuze voor maar één persoon met PTSS is vanwege de grote omvang van het probleem voor dit relatief kleinere onderzoek.

De operationele populatie voor het onderzoek bevat één persoon met PTSS en de omgeving (=buitenstaanders) van deze persoon met PTSS (Verhoeven, 2011).

Steekproef en dataverzamelingsmethoden
Het is niet mogelijk om alle eenheden uit je populatie te ondervragen. Niet alleen is de beschikbaarheid van respondenten en onderzoeksleden een obstakel, maar het wordt dan ook een tijdrovend en kostbaar probleem. Een steekproef is daarom het beste idee. Een steekproef is een klein deel van de populatie waarover gegevens verzameld gaan worden. Deze groep wordt niet zomaar samengesteld. Er wordt gebruik gemaakt van kwalitatief onderzoek, die personen speciaal voor een onderzoek selecteert. Bij dit onderzoek wordt er gebruik gemaakt van diepte-interviews, dit is een intensieve methoden van dataverzameling waarbij een kleine steekproef wordt gebruikt. In dit geval is er gekozen voor de selecte steekproef: diepte-interviews met één PTSS’er en één beroepskracht. Het onderzoeksteam bestaat uit vier leden. In het onderzoekteam worden de interviews afgenomen, in totaal worden er in groepsverband twee mensen geïnterviewd. Er is bewust gekozen voor een selecte steekproef met intensieve dataverzameling omdat het onderzoeksteam van mening is dat zij met diepgaande informatie een goede koppeling kunnen maken tussen ervaringen op het werkveld, cliënt-ervaringen en theoretische informatie. Om een hogere betrouwbaarheid van resultaten te kunnen leveren, wordt er ook een groter meetinstrument ingezet. Hierom wordt er ook een enkelvoudige aselecte steekproef uitgevoerd. Deze steekproef zal bestaan uit een online surveyonderzoek. Uit een database wordt willekeurig een steekproef getrokken door de computer. Iedereen uit de populatiecategorie: ‘omgeving (=buitenstaanders)’ heeft hierdoor een gelijke kans om in de steekproef terecht te komen (Verhoeven, 2011).

Ethische kant & praktische kant
Ethiek kan het best worden omschreven als een reflectie op morele vragen die zich, in dit geval, voordoen in praktijksituaties. Ethiek is dan ook een grondslag voor het professionele handelen. Het is een manier van kijken naar de werkelijkheid die uitgaat van de vraag wat mensen behoren te doen met het oog op het hoogste doel. Hierbij handel je op een wijze waarvan je aanneemt dat anderen dit goed, zinvol, gepast en aanvaardbaar vinden. Het betekent vooral dat je andere mensen niet schaadt. Als onderzoeker heb je een vertrouwenspositie (van der Donk & van Lanen, 2015). Binnen ons onderzoek zullen wij handelen volgens een aantal ethische richtlijnen.

We werken aan de ethische richtlijn om voorafgaand aan de respondent te vragen, of er bepaalde grenzen zijn wat betreft waar we op in mogen gaan. Ook houden we rekening met privacygevoelige informatie, zoals namen van betrokkene. Na afloop van het interview en het gehele onderzoek zorgen wij voor een goede terugkoppeling van de resultaten; de uitwerking laten wij nalezen door onze respondent. Hiermee bewaken we de kwaliteit en privacy van de door ons verzamelde data en verkleinen we de kans op miscommunicatie. Na het afronden van het onderzoek, maken we met de respondent duidelijke afspraken over eventuele publicatie van de resultaten (van der Donk & van Lanen, 2015).

Bij dit onderzoek is gekozen om gebruik te maken van een respondent. We houden dus een individueel interview; de vragen hebben namelijk betrekking op een gevoelig thema, hierbij moet ook de privacy van de respondent gewaarborgd blijven (Van der Donk & Lanen, 2015). Op 25 januari 2016, zullen wij als onderzoeksgroep een interview afnemen bij onze respondent: Raoul Janssen. De hoofd- en deelvragen dienen als basis voor ons interview.
De kolom ‘Wanneer?’ is met een reden leeg. Als onderzoeksteam is het lastig om al vooruit te plannen voor komende weken, aangezien iedereen naast school andere verplichtingen heeft. Om deze reden heeft het onderzoeksteam ervoor gekozen om per week te bekijken wanneer iedereen kan en op basis hiervan een bijeenkomst te plannen. Op deze manier zit het onderzoeksteam nog steeds elke week bij elkaar en kunnen zij beter inspelen op eventuele wijzigingen van dagen of tijd. Natuurlijk zijn vaste data als afspraken met respondenten en toets momenten wel ingeroosterd in de planning onder de kolom ‘Wanneer?’. Dit is om verwarring te voorkomen en afspraken en andere toets momenten goed in het oog te houden.
Verantwoording bronnen
Voor het onderzoek hebben we gebruik gemaakt van diverse bronnen. Het bronnenonderzoek is stapsgewijs in gang gezet. Allereerst hebben we de trefwoorden bepaald. Wij hebben gericht gezocht naar symptomen, kenmerken en omgevingsfactoren van (ex) militairen met PTSS. Vervolgens zijn we bronnen gaan zoeken. Hierop aansluitend zijn we de bronnen gaan valideren. Dit betekend dat we de betrouwbaarheid van de bronnen hebben gecheckt. Hieruit konden we concluderen dat de actualiteit van de bronnen niet altijd optimaal was. We hebben bronnen gebruikt waarvan sommige verouderd zijn. Onze verantwoording hiervoor is dat er relatief weinig specifiek onderzoek is gedaan naar PTSS bij (ex)-militairen. Maar de bronnen die we gebruikt hebben zijn efficiënt geweest voor het maken van onze probleemanalyse en doorbouwend in het onderzoek domein. Tot slot zijn we de bronnen gaan analyseren. Hebben we genoeg relevante bronnen gevonden? Hebben we genoeg informatie, of moeten we nog meer bronnen toepassen? Wanneer we nog niet genoeg informatie hadden of wanneer de bronnen toch niet betrouwbaar genoeg waren, zijn we weer begonnen bij de tweede stap: bronnen zoeken (Rotterdam, 2016).

De bronnen zijn gezocht via Kaluga, Google scholar en de databanken van Avans hogeschool. Een kanttekening van het zoeken van bronnen via het internet is dat het internet anoniem is. Internet overbrugt grote afstanden en wil een groot publiek bereiken. Dit kan als gevolg hebben dat de informatie meer gericht kan zijn op het psychologische plezier van de lezer dan dat het betrouwbare informatie is. Maar ook een groot publiek kan informatie plaatsen op het internet waardoor de anonimiteit van het communicatiegebied groeit: ‘wie heeft de informatie geschreven?’ Voor het verdere onderzoek wordt er ook gebruik gemaakt van de al al gezochte bronnen. Hierop aansluitend worden er meerdere bronnen gezocht via via Kaluga, Google scholar en de databanken van Avans hogeschool. Hiernaast willen we meer vakliteratuur gaan verkrijgen vanuit relevante boeken en artikelen.

Voor het onderzoek wordt gebruik gemaakt van een ervaringsdeskundige respondent. De informatie van deze ervaringsdeskundige respondent wordt opgedaan vanuit een diepte-interview. Hiernaast vindt er een elektronisch surveyonderzoek plaats waarbij informatie opgedaan wordt van een grote groep participanten.
Onderzoeksrapport
Meetinstrument
Meetinstrumenten zijn hulpmiddelen waarmee je de gegevens verzamelt. Wij hebben gebruik gemaakt van de volgende instrumenten: een diepte-interview en een surveyonderzoek. De instrumenten kunnen we beoordelen door te letten op efficiëntie, standaardisatie, normering, objectiviteit, betrouwbaarheid, representativiteit en validiteit (Verhoeven, 2011).
Bij het diepte-interview is de belevingswereld van de respondent het uitgangspunt. De ervaringen, meningen en suggesties van de respondent vormen het belangrijkste uitgangspunt bij het houden van het diepte-interview. Door het creëren van de juiste situatie en gespreksonderwerpen is het mogelijk de juiste vragen te stellen. Hierdoor kan het kenmerk en de mening van de respondent gepeild worden. Er kan geen standaardisatie en normering plaatsvinden omdat er wordt ingezoomd op één respondent met het diepte-interview. Een gewichtige vraag is dan ook of het diepte-interview betrouwbaar is. Wij zijn van mening dat onze respondent betrouwbaar is gezien zijn functie binnen defensie. Hiernaast heeft de respondent een boek uitgebracht en verzorgt de respondent veel colleges. Een kanttekening is dat er geen algemene conclusies getrokken kunnen worden die voor de hele doelgroep gelden. We zijn van mening dat het instrument valide is. Het diepte-interview is zo voorbereid dat het meet wat het moet meten. Het interview is zo opgesteld dat de rode draad van het interview hetzelfde blijft, maar de eigen inbreng van de respondent maximaal is. De objectiviteit van het instrument valt niet mee om te realiseren. Het is lastig om de eigen mening van ons als onderzoekers niet deel uit te laten maken van de meting. Bij de keuze van het onderzoeksonderwerp, het diepte-interview en de respondent is er eigenlijk al een stukje vooroordeel van de onderzoekers toegevoegd. Om toch de objectiviteit te waarborgen willen we aangeven hoe de meting verricht is. Dit wordt gedaan door middel van het objectief schriftelijk uitwerken van het diepte-interview.
Het surveyonderzoek wordt afgenomen onder de populatie: omgeving (=buitenstaanders). Deze keuze is gemaakt omdat een surveyonderzoek meningen, opinies, houdingen en kennis bij een grote groep mensen meet. De vragenlijst wordt elektronisch ingevuld door de participanten omdat we een grote groep respondenten willen bereiken vanuit verschillende gebieden in Nederland. Door een juiste vragenlijst op te stellen is het mogelijk de juiste informatie en mening van de participanten te meten. Doordat iedereen dezelfde vragenlijst invult is het mogelijk om de standaardisatie en normering te waarborgen. Er kan een correcte vergelijking gemaakt worden en een genormeerde schaal en meetlat gebruikt worden. Hierdoor kan er voldoende spreiding gemaakt worden in de gemeten resultaten. Zoals hierboven beschreven is het moeilijk de objectiviteit te waarborgen gezien het feit dat het onderzoeksteam de vragenlijst opstelt vanuit eigen oogpunt. De betrouwbaarheid is wel gewaarborgd in het surveyonderzoek. Het instrument meet zuiver. Dit betekent dat de test bij herhaling niet veranderd en hetzelfde meet als de test ervoor. Het surveyonderzoek meet wat het moet weten. Toevallige andere metingen zijn weggelaten, zoals het meten van de taalvaardigheid in plaats van de vraagstelling. De validiteit wordt gewaarborgd doordat het surveyonderzoek vrij is van systematische fouten (Foeke, 2015).
Wat onderscheid PTSS door oorlogsgeweld van andere vormen van PTSS?
Ongeacht welke vorm van een traumatische gebeurtenis je hebt meegemaakt, het valt onder de naam posttraumatische stressstoornis. Maar het ene verloop van het ziektebeeld PTSS is het andere niet. Wel wordt er een indelingscriteria gehanteerd voor traumatische gebeurtenissen:
– Het betreft een verschil tussen natuurrampen en door mensen veroorzaakte rampen. Aan een natuurramp kun je vaak niets doen en heb je gewoon de pech dat je op het verkeerde moment op de verkeerde plek bent. Bij door mensen veroorzaakte rampen wordt het menselijk vertrouwen geschaad. Er rijzen dan vragen als ‘waarom’ of ‘waarom ik’?
– Een emotioneel trauma tegenover een existentieel trauma. Bij een emotioneel trauma is er sprake van een heftige emotionele reactie op een ingrijpende gebeurtenis. Men realiseert zich dat deze dingen kunnen gebeuren.
Bij een existentieel trauma wordt het mens-zijn ontkend. De dader ziet het slachtoffer als een object. Het klopt niet met het wereldbeeld van het slachtoffer en hierdoor wordt het zelfbeeld geschokt. Er rijzen vragen als ‘hoe is dit mogelijk’, ‘wie kan ik nog vertrouwen’ en ‘wat betekenen anderen voor mij’?
– Als laatst wordt er een onderscheid gemaakt tussen traumatype I en traumatype II. Type I gaat om een eenmalige overweldigende gebeurtenis, terwijl type II gaat over een langere tijdsperiode van terreur en onderwerping, waartegen men zichzelf niet kan beschermen (Blanken, Clijsen, Garenfeld, te Paske, & van Piere, 2012).

Bij deze indelingscriteria wordt duidelijk om welke soorten trauma’s het kan gaan. Welke vraag nog onbeantwoord blijft is wat de gevolgen van elk trauma zijn. Is het bijvoorbeeld zo dat iemand met PTSS door oorlogsgeweld slaapproblemen heeft terwijl iemand met PTSS door seksueel geweld dat niet heeft? Volgens de DSM-classificatie moet een persoon aan alle verschijnselen van PTSS voldoen om te kunnen spreken van het lijden aan een posttraumatische stressstoornis (Blanken, Clijsen, Garenfeld, te Paske, & van Piere, 2012). Vaak staat er benoemd: ‘zoals blijkt uit drie (of meer) van de volgende verschijnselen…’. Hieruit blijkt dat een persoon dus niet alle verschijnselen hoeft te ervaren. Raoul Janssen (2016) is het hiermee eens. De problematieken waar een persoon met PTSS mee kampt, kunnen heel anders zijn dan die van een ander. Een bekende van meneer Janssen heeft een emotioneel trauma opgelopen en kampt met andere symptomen van PTSS. Deze persoon heeft bijvoorbeeld last van paniekaanvallen en ademhaling (Janssen, Posttraumatische stressstoornis, 2016).
Wat PTSS door oorlogsgeweld dus scheidt van andere vormen van PTSS, is dat de symptomen die (ex)-militairen ervaren ontzettend kunnen verschillen met de symptomen die iemand ervaart die een ander soort trauma heeft meegemaakt. Waar (ex)-militairen kampen met veel agressie en het snel geïrriteerd raken, kampen mensen met andere soorten trauma’s met extreme angst en zich onveilig voelen. Natuurlijk kunnen we niet ontkennen dat er ook verschil zit in symptomen bij (ex)-militairen met PTSS onderling. Het ene ziektebeeld door oorlogsgeweld is het andere namelijk niet.

Wat is de impact van PTSS op het alledaagse leven volgens de omgeving?
Om deze vraag op de juiste manier te kunnen beantwoorden hebben we een enquête opgesteld. Deze is door 141 respondenten ingevuld hiervan is 24% (ex)militair en 76% burger.
Uit de enquête blijkt dat veel respondenten een goed inzicht hebben op welke impact PTSS geeft op het leven van iemand met PTSS. Als meerkeuze vraag gaven we vier leefgebieden weer: Gezin, werk, sociaal gebied en zelfbeeld. Echter werden er nog een aantal andere antwoorden gegeven die eveneens van toepassing zijn op deze vraag. PTSS kan ook dagelijks invloed hebben op eetlust, lichamelijk ontwikkeling, cognitieve vaardigheden, seksualiteit en mensen kunnen last hebben van herbelevingen van de traumatische ervaring.
Wanneer we kijken naar de vraag wat belangrijk is in de omgang met mensen met PTSS, wordt er vooral gepraat over begrip tonen. Ook zien we antwoorden terug als geduld hebben, erover durven praten, het juiste moment uitkiezen en mensen steun en rust bieden. Echter komen we ook een aantal antwoorden tegen waarover we twijfels hebben zoals: Laten zien hoe leuk het leven is, mensen die hen goed kennen zouden moeten weten waar PTSS vanaf komt en praten over andere minder leuke ervaringen. De omgeving weet ook niet altijd waar PTSS vandaan komt en mensen met PTSS hebben vaak ook geen zin om leuke dingen te doen omdat dit hen stress oplevert.

‘’Geef ruimte als de persoon om rust vraagt. We hebben het soms druk in ons hoofd door belevingen te herbeleven. We zweten liters vocht per nacht, dat betekend midden in de nacht soms twee keer het bed verschonen…’’

Omdat 24% van de mensen die onze enquête heeft ingevuld (ex)militair is worden er op sommige enquête vragen ook antwoorden gegeven vanuit hen zelf, met mogelijk PTSS. Zo schrijft een van de respondenten: “Begrip tonen voor wat er met ons is gebeurd is fijn maar overdrijf het niet. Je wilt jezelf geloofwaardig voelen en begrepen. Geen druk op de persoon uitoefenen, dat levert directe stress op voor de omgeving. Geef ruimte als de persoon om rust vraagt. We hebben het soms druk in ons hoofd door belevingen te herbeleven. We zweten liters vocht per nacht 😦 dat betekend midden in de nacht soms twee x het bed verschonen…’’. Dit geeft een goed beeld van welke zorg iemand graag zou willen met PTSS, en op welke manier de zorg ook baad heeft. Ook zie je in dit antwoord de lichamelijke klachten terug, PTSS gaat verder dan psychische klachten.
Wat ons opviel aan de enquête was dat 98% van de respondenten weet wat PTSS is en dat 63% van de respondenten iemand kent met PTSS. Dit betekend dat er wel bekendheid is en dat erover gesproken wordt.
Op de vraag op welke manier PTSS mogelijk invloed zou kunnen hebben op de omgeving of het gezin, worden uiteenlopende antwoorden gegeven. De meeste antwoorden komen neer op het herbeleven en het verdriet en onbegrip wat vanuit de omgeving komt.

‘’Het gezin of omgeving die wil helpen/ ondersteunen krijgt geen gehoor, loopt tegen de muur, dus machteloosheid en verdriet.’’

Ook zien we antwoorden terug van mensen met ervaringen. “De persoon die het heeft kan agressief reageren op situaties, vluchten in drank, drugs of medicijnen gebruik, de persoon kan antisociaal worden, zijn of haar rol in het gezin kan weg vallen waardoor de belasting voor de wederhelft een keer zo groot word. Het gezin of omgeving die wil helpen/ ondersteunen krijgt geen gehoor, loopt tegen de muur, dus machteloosheid en verdriet.” Reageert een van onze respondenten.
Door deze enquête wordt er inzicht gegeven in de kennis die mensen al hebben over PTSS. Wij vinden het goed om te zien dat veel mensen er en beeld bij hebben en dat alle antwoorden die worden gegeven in de goede richting zijn (Snellen, Doensen, Van den Oever & Lamers, 2016).

 

Wat zijn de gevolgen van een posttraumatische stress stoornis bij een militair?

De gevolgen van een PTSS zie je op allerlei vlakken terug. Raoul heeft het over verschillende leefgebieden waarin zijn PTSS terugkwam. Hij blikt terug op sociaal en fysiek en mentaal gebied.

Op sociaal gebied geeft hij enkele voorbeelden uit zijn leven waarin te merken was dat hij leed aan een Posttraumatische stress stoornis. Hij geeft aan dat hij een half jaar na het terugkeren van zijn missie al merkte dat hij geestelijk ziek was. Raoul geeft aan dat de een van de grootste gevolgen misschien wel schaamte is, zelf omschrijft hij het als een ‘sluipmoordenaar’. Dit begrip ondersteunt hij met enkele voorbeelden. Zo had hij enkele collega’s die zelfmoord hebben gepleegd. Als reden hiervoor haalt hij het feit aan dat er na het lang lopen met klachten er soms geen oplossing meer is. Ook boosheid is iets wat hij niet alleen bij zichzelf herkent, maar ook bij onder andere zijn collega’s optrad. Er heerst een boosheid die overheersend is en altijd aanwezig is. Verder haalt hij ook ‘ontwijkgedrag’ aan. Hij vertelt over zijn moeder, die direct na terugkomt heel rustig aan hem vraagt hoe het met hem gaat. Hierover zegt hij: ‘Ik ontplofte, ik reageerde buiten proporties. Die kwaadheid en directheid komt heel sterk op sociaal gebied terug.

In zijn boek geeft Raoul een aantal fysieke gevolgen van een PTSS weer: slecht slapen, moeheid en flauwvallen. Hij beschrijft dat hij een aantal keer zonder rede volledig tegen de vlakte sloeg. Het lichaam is als het ware ‘op’ en draait op volle toeren. Je lichaam is continue in een stresssituatie. Andere voorbeelden die Raoul aanhaalt, overigens door zijn vrouw herkend, zijn: slecht slapen (2 a 3 uur per nacht), nachtmerries, levensechte herbelevingen, flashbacks, heftig zweten, duizeligheid en het feit dat hij nergens meer naar toe ging. Hij had nergens zin in en zat als een zoutzak op de bank, nu geeft hij aan dat zijn zoon nu ook de gevolgen ondervind van een vader met PTSS. Zelf zegt hij hierover: ‘Omdat mijn zoon geen vaderfiguur heeft gekend, die hem liefde, warmte en steun gaf, zit hij nu zelf ook in de knoop. Hij is opgegroeid met een vader die altijd boos, geïrriteerd en opvliegerig was en geen zin in het leven had.’ Met zijn andere kind is zijn band ook slecht, hij spreekt ze wel af en toe. Van zijn vrouw is hij gescheiden, hij gaf aan dat zijn PTSS meespeelde, maar niet de directe oorzaak hiervan was.

De mentale gevolgen haalt hij aan door te vertellen dat hij al die tijd depressief is geweest. Een aantal keer heeft hij geprobeerd om een einde te maken aan zijn leven. Hierover zegt hij: ‘Ik heb ooit een belofte gemaakt aan mijn zonen, dat ik mezelf niks aan zou doen en een belofte hou ik altijd, wat er ook gebeurt’. Hij geeft aan dat hij continue moe en uitgeteld was, ik had geen zin meer in de dingen ondernemen en was er niet voor mijn familie. Verder vertelt hij dat hij geen emoties toonde, behalve boosheid. Regelmatig ontplofte hij, vaak zonder enige reden. Als ook maar iemand iets vroeg over zijn tijd in Joegoslavië, barstte de bom al. ‘Ik was een gesloten boek en liet nooit iemand binnen, zodra er maar iemand dichtbij kwam, duwde ik iedereen van me af’.

Er is een enquête uitgevoerd onder burgers en (ex)-militairen waarin deze bevinding wordt versterkt. Op de vraag: ‘Op welke gebieden denk je dat PTSS invloed heeft in het leven van een (ex)-militair?’ werden verschillende antwoorden gegeven. Maar liefst 97% antwoordde dat het invloed heeft op het sociaal gebied en werk. 94% dacht dat het ook invloed had op het gezin en 93% antwoordde dat het invloed heeft op het zelfbeeld van een (ex)-militair (Snellen, Doensen, Van den Oever & Lamers, 2016). Uit deze enquête blijkt dat de meerderheid van de omgeving weet dat een posttraumatische stressstoornis alle levensgebieden van een persoon beïnvloedt. Ook zijn er nog open antwoorden gegeven op deze vraag. Deze waren onder andere dat de PTSS invloed heeft op het dagelijks leven, relaties, zelfontplooiing en gezondheid. Dit wordt door het boek Psychiatrie voor SPH beaamd (Blanken, Clijsen, Garenfeld, te Paske, & van Piere, 2012). Je zou dus kunnen zeggen dat de gevolgen voor een (ex)-militair met PTSS ontzettend groot kunnen zijn. Los van dat ze erg veel problemen ondervinden in het dagelijks leven, is er sprake van veel cormobiditeit bij het ziektebeeld van PTSS. Dit wil zeggen dat er vaak meerdere ziektebeelden tegelijk aanwezig zijn. Denk hierbij aan angst- en paniekstoornissen, depressies en middelenmisbruik of verslaving (Blanken, Clijsen, Garenfeld, te Paske, & van Piere, 2012).
Daarnaast is er een belangrijk gevolg van PTSS waar mensen niet altijd aan denken. Een artikel van Panagiotiet al. (2009) laat zien dat PTSS zelfmoordgedachten en –gedrag verhoogt. Bij (ex)-militairen is het dan ook vaak zo dat de herbelevingen van het trauma leiden tot zelfmoordgedrag. Aangezien de herbelevingen vaak voorkomen kun je je voorstellen dat veel (ex)-militairen hiermee kampen. Het zelfmoordgedrag wordt onderverdeeld in drie soorten: zelfmoordgedachten, mislukte pogingen tot zelfmoord en voltooide zelfmoorden. Niet elke (ex)-militair heeft hier last van en ook niet elke militair zet actie hiertoe aan (Sluyter, 2011). Ook meneer Janssen (2016) is bekend met de gevolgen van PTSS. Hij zelf heeft last van een chronisch slaapprobleem. Hij slaapt ongeveer 2-3 uurtjes per nacht, met geluk 5 uurtjes. Dit is al een hele verbetering ten aanzien van een aantal jaren terug, toen hij nog midden in zijn proces van PTSS zat. Hij was erg geprikkeld en continu boos op alles en iedereen. Ook was hij, voordat hij de diagnose kreeg, al een paar keer tegen de vlakte geslagen, uit het niets. Verder had hij last van schuldgevoelens en zo kan er nog wel even doorgegaan worden (Janssen, Posttraumatische stressstoornis, 2016).

Kort samenvatten wat de gevolgen voor een (ex)-militair met PTSS zijn, is niet haalbaar. Zoals hierboven staat beschreven zijn de gevolgen enorm en hierdoor is het belangrijk dat men zich bewust wordt van de gevolgen. Het heeft namelijk een uitwerking op alles om de persoon heen en op de persoon zelf. Zowel geestelijk als lichamelijk is een posttraumatische stressstoornis een strijd die niet door iedereen gewonnen wordt. Als er meer aandacht wordt besteedt bij militairen aan de preventie van PTSS, hoeven de gevolgen niet eens ter sprake te komen.
Wat zijn de behandel- en begeleidingsmogelijkheden?
Een posttraumatische stressstoornis brengt veel klachten met zich mee. Om deze klachten aan te pakken en te verminderen, moet er aan enkele voorwaarden worden voldaan:
– De herinnering aan het trauma moet worden geactiveerd op een manier waarbij het niveau van angst bij de cliënt niet zo hoog oploopt. Dit kan er namelijk voor zorgen dat deze persoon vergeet dat hij in het hier en nu is.
– Daarnaast moet de herinnering zeer gedetailleerd en emotioneel worden besproken. Op deze manier kan de herinnering op een juiste manier worden opgeslagen in het geheugen.
– Als laatst is het belangrijk dat alle denkpatronen die de persoon over zichzelf en de wereld heeft, naast andere ervaringen worden gelegd. Zo kunnen ze andere denkpatronen rechtvaardigen en ‘klopt’ het gevoel over zichzelf en de wereld weer (Blanken, Clijsen, Garenfeld, te Paske, & van Piere, 2012).

Voor de posttraumatische stressstoornis zijn een aantal behandelingen mogelijk. Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) is hier een van. Bij deze behandeling wordt er aan de cliënt gevraagd of hij/zij wil terugdenken aan een gebeurtenis die de persoon als traumatisch heeft ervaren. Door middel van oogbewegingen, tonen en tactiele simulaties, begeleidt de professional de cliënt door de ervaring heen. EMDR helpt de traumatische situatie te verwerken door een nieuwe link te leggen tussen het trauma en de realiteit (Sluyter, 2011). Raoul Janssen heeft deze behandeling gehad. Raoul heeft een herinnering over een dorp, wat binnen enkele dagen zou worden aangevallen en uitgeroeid. Dit is een kenmerkende gebeurtenis voor hem geweest in het ontwikkelen van PTSS. Wat bij hem enorm heeft geholpen is dat de psycholoog teruggegaan is naar de realiteit en de vraag stelde: ‘’Is het dorp wel echt aangevallen?’’ Raoul ging erover nadenken en concludeerde dat hij dat niet wist. ‘’Toen kwam ik erachter’’ zei hij, ‘’misschien ben ik wel boos op iemand die nog niks heeft gedaan. Toen wist ik dat ik naar de feiten moest gaan kijken. Waarom maak ik mezelf druk over iets wat ik niet kan veranderen?’’ (Janssen, Posttraumatische stressstoornis, 2016). Tijdens een sessie van EMDR wordt gevraagd welke negatieve emoties en gedachten de cliënt ervaart als hij aan het trauma terugdenkt (Blanken, Clijsen, Garenfeld, te Paske, & van Piere, 2012). Hierdoor worden realiteit en gevoelens van elkaar gescheiden, waardoor het trauma beter verwerkt kan worden in de hersenen. ‘’Wanneer ik in de top van negatieve gevoelens was, moest ik van de psycholoog dat even vasthouden. Opeens hoorde ik ‘tik tik tik’. Toen pas kreeg ik besef ‘hé, ik hoor wat’. Hierdoor werd de spanning ervan af gehaald en kreeg ik weer realiteitsbesef (Janssen, Posttraumatische stressstoornis, 2016).
Cognitieve gedragstherapie is een zeer belangrijke behandelingsmogelijkheid bij PTSS. De vorm imaginaire exposure biedt voor de behandeling van PTSS de meeste ondersteuning. Hierbij wordt de persoon door de professional begeleidt in het proces van het bewust herbeleven van het trauma. Het gaat erom dat de persoon langdurig en met herhaling de confrontatie aangaat met het betreffende trauma. Om deze reden wordt de traumatische gebeurtenis opgenomen in verschillende sessies om terug te luisteren (Blanken, Clijsen, Garenfeld, te Paske, & van Piere, 2012).
Als laatst biedt farmacotherapie ook een oplossing. Hierbij kan serotonineheropnameremmers (SSRI) worden gebruikt. Deze medicijnen pakken voor de angst, stemming, verhoogde waakzaamheid en het slapen aan (Blanken, Clijsen, Garenfeld, te Paske, & van Piere, 2012). Natuurlijk kan de werking van dit middel bij iedereen andere effecten hebben. De effecten dienen om deze reden na 12 weken te worden geëvalueerd.

Eind 2010 heeft Raoul zijn laatste sessie EMDR gehad. Ook zijn gesprekken met een psycholoog werden op een gegeven moment afgebouwd. Toen de therapieën stopte, heeft Raoul geen begeleiding meer gekregen. Hij is van mening, dat er met tussen poses begeleiding mag worden aangeboden aan mensen met PTSS. Natuurlijk is dit per persoon en per situatie verschillend. Daarnaast vind Raoul dat het thuisfront niet tot weinig wordt betrokken bij zowel de behandeling als de begeleiding bij PTSS. Hier zou hij graag nog verandering in zien (Janssen, Posttraumatische stressstoornis, 2016).
Conclusie
In dit onderzoek hebben we een hoofdvraag gesteld en daaronder vier deelvragen gesteld. Uiteindelijk heeft dit ons geholpen naar onze conclusie. We zijn begonnen met een onderscheid te maken tussen PTSS door oorlogsgeweld of PTSS met andere oorzaken. Hiervoor zijn vier criteria opgesteld die allemaal de vraag stellen wat de oorzaak is van oorlogsgeweld. Ook wordt hierbij gekeken of het een eenmalige gebeurtenis is of dat het levenslang is. Dus dat wil zeggen dat er wel onderscheid gemaakt kan worden tussen bepaalde vormen van PTSS. Eén ding wat zeker is bij alle vormen van PTSS is dat het een grote impact heeft op het leven van zowel het slachtoffer als van de omgeving. Relatie, gezin, werk, sociale contacten en zelfbeeld worden allemaal op de proef gesteld. Uit onze enquête is gebleken dat mensen een goed beeld hebben van de impact van PTSS. Er wordt beschreven dat niet alleen het slachtoffer moeilijkheden ondervindt, maar ook het gezin, familie en vrienden. De gevolgen hiervan zijn zowel fysiek als mentaal aanwezig. Denk hierbij aan stemmingswisselingen, uitgeput zijn, moeite met emoties tonen en ontwijkend gedrag vertonen. Deze gevolgen werken negatief op alle leefgebieden. Deze gevolgen en gedachten zijn te behandelen. Dit is een intensieve behandeling. Er zijn verschillende soorten behandelingen. EMDR, cognitieve gedragstherapie en farmacotherapie. Bij EMDR en cognitieve gedragstherapie worden herinneringen terug gehaald en herbeleefd. Dit is om de traumatische ervaring op een goede manier in het geheugen op te kunnen slaan zodat het slachtoffer hiermee om kan gaan. Vaak wordt er een combinatie van deze vormen van behandeling gebruikt.
De vraag die we graag wilde beantwoorden door middel van onze deelvragen luidt:
‘’Hoe is de belevingswereld van militairen met PTSS veroorzaakt door oorlogsgeweld, ten aanzien van zichzelf en hun omgeving?’’
Hier kunnen wij nu gericht antwoord op geven. De belevingswereld van mensen met PTSS is veranderd. Ze ondervinden iedere dag moeilijkheden met het functioneren, zowel mentaal als fysiek. De omgeving heeft hier ook mee te maken en moet opnieuw leren omgaan met hun vriend of familie lid. De belevingswereld van de cliënt is zodanig veranderd dat soms werken of deelnemen aan uitstapjes niet meer mogelijk is. Zoals Raoul beschrijft in zijn boek, schamen mensen met PTSS zich vaak. Ze willen in eerste instantie geen hulp zoeken. In onze enquête is door 100 mensen duidelijk gemaakt dat ze weten wat PTSS is en hoe ze ermee om zouden gaan. Gelukkig is er dus meer bekendheid dan we dachten en zijn mensen zich bewust van de gevolgen. Misschien dat dit het ook gemakkelijk maakt voor mensen met PTSS om het te vertellen?
Discussie
Zoals in de conclusie beschreven heeft ons onderzoek verschillende resultaten opgeleverd. Zo bleek uit de enquête dat er onder de omgeving meer over PTSS bekend is dan we in eerste instantie dachten. Daarnaast heeft ons onderzoek ook veel nieuwe resultaten en inzichten opgeleverd waar nog verder onderzoek naar gedaan kan worden.
Hierboven is al beschreven dat er meer mensen zijn die weten wat een posttraumatische stressstoornis is, dan wij dachten. Het blijkt dus dat PTSS steeds bekender wordt. Zelfs 63% kent iemand uit zijn omgeving die kampt met een posttraumatische stressstoornis. Dit is erg veel maar we mogen ook niet vergeten dat 24% die de enquête heeft ingevuld, een (ex)-militair is. Dit zou dus op elkaar in kunnen spelen en bepaalt ook de waarde van het onderzoek. Het onderzoek heeft de waarde dat er nu meer bekend is over hoeveel mensen weten wat PTSS is. Daarnaast heeft Raoul Janssen een grote rol gespeeld in dit onderzoek, wat de waarde doet stijgen. Hijzelf kampt met een posttraumatische stressstoornis en is in 1991 voor het eerst op uitzending geweest naar de Sinaïwoestijn (Janssen, De verborgen waarheid (over PTSS), 2011). Dit maakt hem een betrouwbare bron.
Wat de volgende keer anders kan worden gedaan in het doen van onderzoek is dat er meer (ex)-militairen als respondenten kunnen worden gevraagd. Op deze manier kun je PTSS belichten vanuit verschillende invalshoeken waardoor je andere informatie verkrijgt. Zo wordt het onderzoek meer valide.

Wat een belangrijk resultaat is van ons onderzoek is dat defensie een minder goede rol speelt in het voorkomen, behandelen en informatie bieden aan militairen over PTSS, dan op voorhand werd gedacht. Zo blijkt dat defensie weinig aandacht schenkt aan de preventie van PTSS. Voordat iemand op uitzending gaat, krijgt hij/zij een training. In deze training wordt PTSS een keer aangestipt en daar blijft het bij (Janssen, Posttraumatische stressstoornis, 2016). Zelf geeft Raoul (2016) aan dat hij eerst niet eens wist wat PTSS was, toen hij terugkwam van uitzending. Zodra militairen niet weten welke geestelijke verwondingen zij kunnen oplopen in oorlogsgebied, dan kunnen zij ook niets doen om dit tegen te houden. Als er door defensie van tevoren handvatten worden geboden over hoe om te gaan met een missie of bepaalde gebeurtenissen, wordt de kans op het ontwikkelen van PTSS aanzienlijk kleiner. Dit is belangrijk omdat militairen op deze manier leren hoe zij kunnen ventileren. Iets wat Janssen (2016) heeft gemist tijdens zijn uitzending. Ook zit er hier een keerzijde aan. Op het moment geeft Raoul Janssen al twee jaar voorlichting aan de Marechaussee klasse om informatie te bieden over het voorkomen van en hoe om te gaan met PTSS. Er wordt dus al meer over gesproken en actie toe gezet dan tien jaar terug. Dit is een hele verbetering. Zelfs leidinggevende weten soms niet hoe ze een gesprek kunnen aanknopen met iemand die vermoedelijk PTSS heeft ontwikkeld (Janssen, Posttraumatische stressstoornis, 2016). Op dit vlak zie je dus dat er actief mee aan de slag wordt gegaan om iedereen meer kennis te geven over een posttraumatische stressstoornis. Toch is het belangrijk dat er meer over PTSS gecommuniceerd wordt en niet alleen door militairen die PTSS hebben. Defensie kan naar onze mening hier een grotere rol in spelen. Dit is wel iets waar nog verder onderzoek naar gedaan moet worden om hier een valide uitspraak over te doen.

Daarnaast is de rol van professionals erg belangrijk om iemand met een posttraumatische stressstoornis aan het praten te krijgen. Vaak zijn de eerste momenten na een bepaalde gebeurtenis de belangrijkste. ‘’Op het moment dat je na de missie hier meteen over kunt vertellen is de eerste spanning er al af. Ook is de drempel minder hoog als je gewend bent meteen te gaan praten’’ (Janssen, Posttraumatische stressstoornis, 2016). Hieruit blijkt dat hulpverleners eigenlijk niet gemist kunnen worden op een uitzending. Toch mogen zij niet meer mee omdat dit financieel te duur is. Er worden dus twee belangen tegen elkaar opgewogen: de gezondheid van de militairen tegenover de kosten van hulpverleners. Hierbij zou je kunnen zeggen dat als de militairen vóór hun uitzending getraind worden om na een missie te ventileren, dat hulpverleners dan inderdaad niet nodig zijn. Als dit wordt gedaan, pak je twee problemen tegelijk aan. Toch krijgen militairen dit, volgens Janssen (2016), niet aangeleerd waardoor het eigenlijk wél noodzakelijk is dat professionals mee gaan op uitzending. Dit is in het belang van de militairen zelf en indirect ook van defensie. Zij zijn verantwoordelijk dat zoveel mogelijk militairen gezond terug kunnen keren van een uitzending. Als dit het geval is, hoeven zij ook minder geld uit te geven aan hulpverlening en kunnen de militairen werkzaam blijven binnen defensie, zonder veel uitval. Hierover kan nog veel gediscussieerd worden. Zo kun je stellen dat militairen er zelf voor gekozen hebben om op uitzending te gaan en hun gezondheid dus niet de verantwoordelijkheid van defensie is. Om af te sluiten met de woorden van Raoul Janssen (2016): ‘’Ja, we kiezen er zelf voor om op uitzending te gaan, maar kiezen we er zelf dan ook voor om een posttraumatische stressstoornis te krijgen?’’.
Aanbeveling
Bij vervolgonderzoek zou gekeken kunnen worden naar de rol van de familie en directe omgeving bij de behandeling van PTSS, door bijvoorbeeld de familie samen met de PTSS’er in behandeling te nemen. Het is belangrijk dat ook de familie of directe omgeving informatie en ondersteuning kan krijgen bij de behandeling van PTSS. Dit zou overeenkomen met de uitspraken van R. Janssen: ‘ ik vind het belangrijk dat de omgeving meegenomen moet worden in de therapie. De omgeving wil helpen, maar ze kunnen of durven niet. Hierin moeten zij ook geholpen worden. Hiernaast is de omgeving het vangnet van de cliënt wanneer de cliënt niet in therapie is (Janssen, Posttraumatische stressstoornis, 2016).’ Op basis van Routine Outcome Monitoring is het mogelijk om routinematig de toestand van de cliënten, hun familie en directe omgeving in kaart te brengen tijdens de behandeling. Daarnaast kan Routine Outcome Monitoring helpen om behandelingen die niet goed lopen, op te sporen, waardoor deze tijdig bijgesteld kunnen worden en de behandelingen effectiever kunnen worden (Meuldijk, et al., 2012). Hierdoor kan er gemeten worden wat het effect is op de situatie van de cliënt en zijn of haar familie/directe omgeving (Drukker, et al., 2009). Ook zou er onderzoek gedaan kunnen worden naar de mogelijkheden die defensie heeft om PTSS meer bekendheid te geven, te kunnen voorkomen en eventueel te kunnen behandelen. Wellicht is het mogelijk meer informatie te verschaffen, nacontrole uit te voeren, de briefing bij thuiskomst in kleinere groepen te laten verlopen en een meer luisterend oor te bieden vanuit defensie. Dit zou dan overeenkomen met de uitspraken van R. Janssen: ‘ Het is zo belangrijk dat er iemand is. Zorg dat er aandacht gegeven wordt bij terugkomst, maar ook bij vertrek: collega’s, bazen, de brigade van defensie, familie, omgeving, even dat aandachtspuntje. Empathische betrokkenheid is belangrijk bij dit thema (Janssen, Posttraumatische stressstoornis, 2016).’ Naar aanleiding van dit onderzoek is de aanbeveling dat de familie van de militair een eigen rol krijgt in de behandeling om hen op deze manier te ondersteunen en handvatten te bieden. Daarnaast is het belangrijk dat defensie meer middelen in gaat zetten om PTSS te voorkomen, te behandelen en informatie te geven. Dit alles zou een groot voordeel kunnen hebben op de geestelijke gezondheid van de militairen.

 

 

Literatuurlijst
BF, R. (2004). Posttraumatische stress-stoornis. Psychopraxis, 33.
Blanken, C., Clijsen, M., Garenfeld, W., te Paske, I., & van Piere, M. (2012). Psychiatrie voor SPH. Amsterdam: Reed Business.
Droës, J., Wel, T. v., & Korevaar, L. (2010, december). Methodebeschrijving Individuele Rehabilitatie Benadering (IRB). Opgehaald van rehabilitatie92: http://www.rehabilitatie92.nl/wp-content/uploads/2011/05/Methodebeschrijving-Individuele-Rehabilitatiebenadering-80.pdf
Drukker, M., Bak, M., Campo, J. à., Os, J. v., Driessen, G., & Delespaul, P. (2009, juli 2). Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology. Opgehaald van NCBI: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC2834763/
Egas, C. (2005, Juli). Van evalueren kun je leren. Opgehaald van Aanz: http://aanz.org/site/wp-content/uploads/2014/07/Van-evalueren-kun-je-leren-www.aaz_.org_.pdf
Einde van de oorlog. (z.d.). Opgeroepen op november 26, 2015, van Vietnam Online: http://www.vietnam.hu.nl/Geschiedenis2.htm
Foeke. (2015, februari 27). meetinstrument. Opgehaald van Hulp bij onderzoek : http://hulpbijonderzoek.nl/online-woordenboek/meetinstrument/
Friedman, M. J. (z.d.). PTSD History and Overview. Opgeroepen op december 11, 2015, van U.S. Department of Veterans Affairs: http://www.ptsd.va.gov/professional/PTSD-overview/ptsd-overview.asp
Heinen, R., & Brilhuis, L. (2014). Persoonlijk herstel bij complexe PTSS. Enschede: Saxion.
Honingh, N., & Joling, W. (2009, August ). Maatschappelijke impact van gezondheidszorgonderzoek: enkele ontwikkelingen. Spectrum TSG, pp. 336-337.
Janssen, R. (2011). De verborgen waarheid (over PTSS). Voorburg: Uitgeverij U2pi BV.
Janssen, R. (2016, januari 25). Posttraumatische stressstoornis. (S. Snellen, R. v. Oever, D. Doensen, & M. Lamers, Interviewers)
Je bent geweldig. (2012). oorlogsgeweld. Opgehaald van geweldig webnode: http://geweldig.webnode.nl/oorlogsgeweld/
KRO (Regisseur). (2013). Recht uit het hart [Film].
Mentaal beter. (z.d.). volwassen trauma. Opgehaald van mentaal beter : https://www.mentaalbeter.nl/Pages/nl-NL/Volwassen-Trauma/trauma-gevolgen
Meuldijk, D., Carlier, I., Vliet, I. v., Fenema , E. v., Wee, N. v., & Zitman, F. (2012). Empirische evidence voor de effectiviteit van routine. Opgehaald van Tijdschrift voor psychiatrie: http://www.tijdschriftvoorpsychiatrie.nl/assets/articles/TvP12-02_p121-128.pdf
Nijnens, K., Hendriksen-Favier, A., & Rooijen, S. v. (2012). Handreiking voor de implementatie van herstelondersteunende zorg in de ggz. Utrecht: Trimbos-instituut.
Psychische gezondheid. (2015, december 15). posttraumatische stressstoornis. Opgehaald van psychische gezondheid: http://www.psychischegezondheid.nl/action/psychowijzer/36/posttraumatische_stress-stoornis_(ptss).html?tab=5&gclid=CM7_n5jH3skCFSUIwwody2EASA
PTSS/(Na)Zorg. (z.d.). Opgeroepen op novembere 26, 2015, van Geestelijke verzorging militairen: http://militairen.gkv.nl/?page_id=40
Recht uit het hart (2013). [Film].
Rotterdam, H. (2016). Bronnenonderzoek. Opgehaald van Hogeschool Rotterdam: http://www.profielwerkstukhulp.nl/onderzoeken/bronnenonderzoek
Sluyter, F. (2011, april). Posttraumatische stressstoornissen. Neuropraxis, pp. 42-43.
Smit, Y., & ten Hage, T. (2014, juni). Trauma always leaves a scar, it doesn’t matter how tough we are. Deventer.
van de Wiel, S. (2014, januari). Mens zijn in al je kwetsbaarheid.
Verhoeven, N. (2011). Wat is onderzoek. Den Haag : Boom Lemma.
Wats, M. (2003). De wensen van zorgcliënten in Europa. Opgehaald van Raad voor de Volksgezondheid & Zorg: http://www.raadrvs.nl/uploads/docs/Advies_-_de_wensen_van_zorgclienten_in_Europa.pdf
Withuis, J. (2010). Een sociologische duiding van het succes van de posttraumatische stressstoornis. In J. Withuis, Opkomst en neergang van PTSS.
Zon mw. (2013). concrete handvatten voor professinals psychiatrische begeleiding. Opgehaald van zon mw: http://www.zonmw.nl/nl/actueel/nieuws/detail/item/concrete-handvatten-voor-professionals-interpersoonlijke-sociaal-psychiatrische-begeleiding-ispb/