FOTOGRAAF DIMITRI VALENTIJN DIENDE ZEVEN JAAR BIJ DE RODE BARETTEN. Voor zijn fotoserie over getraumatiseerde oorlogsveteranen projecteerde hij snapshots uit hun privébezit op de muren en vitrages van hun Nederlandse woning. “Ik had geen kort lontje, ik had helemáál geen lontje.” (Noot: Persoon op de foto ben ik.)
De soldaat met de blauwe helm leunt gehurkt tegen een muurtje in Sarajevo. Dat de kogels hem daar om de oren vlogen, kan je op de foto niet zien. Dat weet alleen Raoul Janssen. Hij weet ook nog precies wat hij dacht op het moment dat de foto werd genomen: ‘Ik wou dat ik thuis was.’ Het knuffelbeestje dat uit zijn borstzak steekt, kreeg Janssen van zijn ouders. ‘Dat is mijn beschermengeltje’.
Voor zijn fotoserie over getraumatiseerde oorlogsveteranen projecteerde Dimitri Valentijn snapshots uit het privébezit van voormalige strijders op de muren en vitrages van hun Nederlandse woning. De bank en de plant voor de projectie van de gehurkte blauwhelm staan in het huis van Raoul Janssen. Hij is al lang weer thuis. Maar niet helemaal, vertelt de projectie op de achterwand. Een deel van hem is nog altijd dáár, waar hij makkers verloor en onschuldige kinderen zag sterven.
Dimitri Valtentijn diende zelf zeven jaar in het leger. Hij werd nooit uitgezonden; toen het zover was kon hij niet mee vanwege een blessure, en daar baalde hij van. Hij leerde wel mannen kennen die in een oorlogsgebied waren geweest, zoals Serge Janssen (geen familie van Raoul) die ook met Dutchbat 1 in Bosnië had gezeten. Een rustige jongen, die achteloos deed over zijn ervaringen en die het legerwerk waar Valentijn zich voor inzette, afdeed als ‘lekker belangrijk’. Intussen weet Valentijn wat er achter die cynische houding verborgen zat. Zestien jaar na zijn uitzending werd Serge gediagnostiseerd als een veteraan met een post-traumatische stress stoornis (PTSS). Zijn klachten begonnen tien jaar na zijn uitzending naar Bosnië. Hij had onverklaarbare lichamelijke klachten, sliep slecht en was verschrikkelijk moe terwijl hij de hele tijd enorm ‘alert’ was.
Dat het nog vier jaar duurde voordat hij wist wat er met hem aan de hand was, kwam doordat er nog weinig bekend was over PTSS, ‘maar ik liep er zelf ook voor weg’. Toen Serge in 2008 onder behandeling kwam bij het Centraal Militair Hospitaal, is hij teruggegaan naar Sarajevo, wat hij nu jaarlijks doet en waar hij een band heeft opgebouwd met de plaatselijke bevolking. ‘Emoties over wat ik heb meegemaakt, heb ik eigenlijk niet, maar is ik dáár ben, is het gevoel er wel. Het kapotgeschoten gebouw op de projectie in zijn huiskamer, waar zijn zoontje voorstaat, moest hij in 1993 bewaken. De bovenetages werden bewoond, terwijl in de kelder voeding en medicamenten werden opgeslagen die met konvooien werden aangeleverd. Nu worden er in datzelfde gebouw elk jaar, bij de herdenking van de val van Sarajevo, de lijkkisten uitgesteld van de vermoorde mannen die dat jaar zijn geïdentificeerd. Serge Janssen is daar altijd bij. ‘In 2010 stonden daar 778 kisten. Bizar als je dan bedenkt dat jij in datzelfde gebouw hebt geslapen.’
Naast collega’s die Dimitri Valentijn uit zijn diensttijd kende, zocht hij met behulp van Robert van der Holst van de organisatie Wounded Warriors ook andere veteranen met PTSS. Sommige veteranen meldden zich spontaan bij hem aan, omdat ze de aandacht voor PTSS zo belangrijk vinden. ‘PTSS bestaat al duizenden jaren’, zegt Raoul Janssen die over zijn ervaringen een boek schreef met de titel De verborgen waarheid, en lezingen geeft voor studenten psychologie, bij het politiecorps en vooral voor collega’s van het leger waar hij nog steeds werkt. ‘De afgelopen jaren is defensie er hard op vooruit gegaan in de opvang van uitgezonden militairen, maar als je kijkt naar de vragen die ik bij mij lezingen krijg en de verhalen die ik hoor, moet er nog steeds veel gebeuren.’ Hij wijt het mede aan de ‘machocultuur’ bij defensie dat hij vijftien jaar rondliep met verschijnselen van PTSS, ‘terwijl het een half jaar na mijn uitzending al zichtbaar was’. Als iemand vroeg naar zijn ervaringen, ontplofte hij. ‘Ik was verbaal heel agressief en sloot me helemaal af van de buitenwereld. Ik heb twee zonen, als die met elkaar knokten verdroeg ik dat geen seconde. Ik had geen kort lontje, ik had helemáál geen lontje.’ Het was zijn oudste zoon die er voor zorgde dat Raoul Janssen over zijn ervaringen ging schrijven. Die vroeg toen hij dertien was: ‘Wat heb je meegemaakt pappa, dat je zo ziek in je hoofd bent geworden?’ Zijn behandeling, die zo zwaar was dat hij zich twee keer van het leven wilde beroven, heeft hem zo geholpen dat hij – in tegenstelling tot Serge Janssen – weer in staat is om te werken. Maar als je hem vraagt of zijn oudste zoon die nu negentien is, net als zijn vader in het leger gaat, is zijn antwoord: ‘Ik hoop van niet.’
Foto’s: Dimitri Valentijn
Tekst: Marijn van der Jagt
Bron: Vrij Nederland 4 april 2015
Meerdere foto’s zijn te zien in het originele artikel, echter door auteursrechten en privacy waren ze niet te kopiëren.